Hoe voorkom je tandartsangst zoveel mogelijk bij een kind?
Neem je kind vanaf een jaar of 2 mee naar de tandarts. Doe dit wanneer je zelf voor controle gaat. Zo kan hij/zij rustig rondkijken en kennismaken met de tandarts en de assistente. Vertel van te voren wat er allemaal te zien is zoals een mooie stoel, een grote lamp en een meneer/mevrouw in een witte jas. Lees samen een boekje over de tandarts. Zeg dat hij/zij misschien ook wel in de stoel mag zitten en dat de tandarts ook even in zijn/haar mond zal kijken. Wanneer het kind er nog niet aan toe is dan neem je het eventueel op schoot en anders probeer je het over een half jaar weer opnieuw. Maak er geen drama van als het kind tegenstribbelt. Vanaf 4 jaar is het goed om elk half jaar een bezoek te brengen aan de tandarts. Tot die tijd kun je dus “oefenen”.
Hopelijk komt het kind vanaf het 4e jaar twee keer per jaar bij de tandarts en wordt er alleen controle uitgevoerd. Maar het kan zijn dat de tandarts een gaatje ontdekt en er geboord moet worden.
Bereidt een kind hier (opnieuw) op voor. Maar zeg ook weer niet teveel. Laat de tandarts uitleggen wat hij/zij gaat doen en hou je als ouder op de achtergrond. De aanwezigheid van een ouder in de behandelkamer geeft een kind vertrouwen. Het komt echter ook wel voor dat de ouder in de wachtkamer moet wachten. Sommige kinderen luisteren beter wanneer de ouder afwezig is (zeker wanneer de ouder zich veel met de behandeling bemoeid waardoor het kind niet naar de tandarts kan luisteren).
Tips als je met je kind naar de tandarts gaat:
• laat de tandarts het woord doen;
• zorg dat je er bent voor je kind;
• blijf kalm (en zorg dat je kind dat goed merkt);
• toon je liefde en geef complimenten bij elk stapje (hoe klein ook).
• beloon het kind eventueel na afloop met iets kleins (ook als hij/zij heeft gehuild);
• zeg geen dreigende of bestraffende dingen;
• ga ook niet van alles beloven;
• vermijd geruststellingen als “het doet geen pijn”, of “je hoeft niet bang te zijn”. Je introduceert een nieuwe buurvrouw ook niet met “Ze gaat je niet slaan hoor!”